Loflied op de Rozenkrans
U, Rozenkrans, bemin ik,
reeds van mijn vroegste jeugd.
Ik zal u nooit verlaten
in droefheid noch in vreugd'.
Tot het ogenblik
van mijn laatste snik,
bij dag, bij nacht blijft gij,
o Rozenkrans, bij mij.
O Rozenkrans ik eer u,
verheven hemelpand,
dat wij aan Maria danken
aan harer Moederhand.
Moeder van den Heer,
U zij dank en eer
voor het grote liefdeblijk
aan hemelgunsten rijk.
O Rozenkrans hoe lieflijk
Hoe wonderschoon zijt gij
Hoe geurig zijn uw rozen
Wat deugden melden zij
O hoe wonderzoet
Klinkt uw wees gegroet
Hoe dikwijls ook gehoord
Steeds klinkt het zoet dat woord
O Krans met uw geheimen
Der liefde van mijn God
U wil ik vaak beschouwen
Verzonken in genot
Leer mij onze Heer
Minnen meer en meer
En breng diep in mijn hart
Zijn glorie vreugde en smart
Eens als ik lig te sterven
Zal ik met klamme hand
U met uw kruisj' omvatten
O heerlijk hemelpand
Ook zult u mijn lijk
Dierbaar liefdeblijk
Dat mij mijn Moeder gaf
Nog volgen in het graf
Maria, ene bede,
o weiger mij die niet,
Gij gaaft mij een krans op aarde
die nimmer mij verliet,
schenk mij nog een krans,
schitterend en vol glans,
schenk mij dat liefdeblijk
eens in het hemelrijk
EXTRA COUPLET (voor bij een bedevaart)
Wij komen hier van verre,
houd ons geloof toch sterk.
Wil Gij uw mantel spreiden,
behoed Gij onze Kerk.
Moederkoningin,
met uw Jezuskind,
Bescherm ons in de strijd,
voor immer en altijd.