Iemand uit Brabant getuigd:
Een kind ging helemaal niet vooruit, ’t groeide niet en werd steeds magerder. Men ging weer naar de paters in de buurt en hoewel die beweerden, niets te kunnen doen voor het kind, ging er toch een pater mee. Toen hij bij het wiegje stond pakte hij zijn rozenkrans en streek met zijn rozenkrans langs het wiegje. En van dat moment af, werd het kindje beter.