Er was eens een oude man die op sterven lag. Zijn kleinzoon woonde bij hem omdat zijn ouders gestorven waren. De kleinzoon bad elke dag de rozenkrans maar als zijn opa hem met een rozenkrans zag snauwde hij de jongen verbitterd toe dat men zijn tijd niet moest besteden met die gelovige flauwekul. De jongen liet zijn opa dan maar uitrazen en bleef trouw doorgaan met het dagelijks bidden van de rozenkrans. Zijn moeder had hem geleerd dat Maria ons nooit in de steek laat als wij haar trouw blijven vereren door het bidden van de rozenkrans. En vlak voordat zijn moeder stierf drong zij er nog met haar laatste krachten op aan dat hij altijd de rozenkrans zou blijven bidden.
Nu was zijn opa zeer ziek en hij zou niet lang meer te leven hebben. Zijn opa was al vele jaren niet meer naar de kerk geweest. Hij wilde niets meer met God of de Kerk te maken hebben en vloekte en tierde als men er met hem over sprak.
Nu hij stervende was wilde zijn kleinzoon een priester roepen voor zijn opa in de hoop dat hij zich zou bekeren en zou biechten voordat hij zou sterven. Toen hij zijn opa voorstelde een priester te halen begon hij te vloeken en te schreeuwen: 'Je weet dat ik niks met God te maken wil hebben, jongen! Waag het niet om zo'n priester te roepen!'
Verdrietig liep de jongen naar zijn kamer. Daar knielde hij neer en bad: 'O, Maria, toen mijn moeder nog in leven was heb ik van haar geleerd dat niemand die tot u zijn toevlucht neemt door u in de steek zal worden gelaten. Daarom kom ik tot u en ik vraag u: zorg alstublieft voor de bekering van mijn opa zodat hij niet naar de hel zal gaan maar in de hemel zal komen.' En de jongen begon de rozenkrans te bidden. Aan het eind bad hij: 'Maria, ik ga nu toch een priester roepen, zorg er alstublieft voor dat die mijn opa kan overtuigen om zich te bekeren en te biechten.'
Zo liep de jongen vol vertrouwen naar de kerk waar juist vorige week een nieuwe priester was komen wonen. Natuurlijk ging de priester met de jongen mee. Het was al een oude priester maar nog zeer helder van geest. De jongen was bang dat zijn opa kwaad zou worden als hij de priester zou zien, maar toe de priester het huis binnentrad en de opa hem zag riep hij verrast: 'Antonio, wat een tijd geleden' En op zijn beurt herkende de priester nu ook de opa: het was zijn oude schoolvriend! 'Ben jij priester geworden?' zei de opa vol verbazing. 'Ik zal het je vertellen' sprak de priester: 'Na onze schooltijd ging ik studeren. Ik ging niet meer naar de kerk en bad ook nooit meer behalve dan elke ochtend en avond de drie weesgegroetjes. Ik leefde erop los en ging van feest naar feest. Op een dag liep ik in dat bos bij ons geboortedorp, weet je nog wel? En toen ik daar bij die open plek was zag ik opeens een rozenkrans liggen: een mooie witte rozenkrans. Ik raapte 'm op en zag het als een teken van Onze Lieve Heer die mij riep om mij te bekeren. Uiteindelijk ben ik zelfs priester geworden.'
De opa begon te huilen. Huilend sprak hij: 'Ik ging ook niet meer naar de kerk en bad niet meer. Ik wilde niets meer met God te maken hebben. Toen ik op een dag door het bos had gelopen merkte ik dat ik mijn rozenkrans was verloren. Ik bad de rozenkrans niet meer maar had hem toch als gewoonte altijd bij me. Maar toen ik hem kwijt was maakte het me niet veel uit: ik bad toch al lang niet meer.' De priester toonde een witte rozenkrans en vroeg: 'Is dit 'm?' 'Ja' snikte de opa ontroerd: 'dat is 'm, jij hebt hem toen dus daar in het bos gevonden.' 'En ik heb elke dag met deze rozenkrans gebeden, speciaal voor degene die hem verloren had.' zei de priester: 'En nu weet ik dat jij het bent en dat het Gods voorzienigheid is geweest dat jij hem verloren had.' Nu sprak de opa: 'Ik wil biechten'. En zo biechtte hij en stierf een zalige dood. Hij was gered door de rozenkrans!